Achter mij ligt Asturia. Het land van de appelcider, van groene glooiende heuvels, van wijdverspreidde nietszeggende dorpjes, van hortensia´s. Hortensia´s zo groot en zo overdadig in bloei zoals wij dat in Nederland niet kennen. Bij bossen tegelijk vrolijken ze de tuinen op van huizen maar ook de vervallen muur van een oude schuur of staan ze zomaar ergens. Bloeiend in een overlopend kleurenpalet van wit naar lichtblauw, van lavendelblauw naar diepblauw, door naar intens purperpaars, het alom bekende hardroze, naar fletsroze en weer terug naar wit, vormen zij samen met de groene heuvels en de gele pijlen van de Camino de Santiago een regenboog voor de pelgrim.
Het is mooi weer de afgelopen week. De zon lost halverwege de ochtend de bewolking op en schijnt vaak de rest van de dag. ´ S nachts slaat de hitte van mijn huid als ik te weinig zonnebrand heb gesmeerd. Een verademing als de Camino opeens weer een eucalyptusbos doorkruist, vlak bij de zee. Een frisse geur komt van deze bomen vrij, afgezien van de schaduw die het bos oplevert.
In de regenboog dwalen mijn gedachten tijdens het lopen snel af naar flarden van gesprekken die ik de afgelopen weken heb gevoerd met andere pelgrims. Maar ook allerlei andere gedachten. Opvallend hoe makkelijk die nutteloze gedachten ontstaan, zich verdringen voor mijn geestesoog. Ik wil me concentreren op mijn lopen, lichaam, op wat ik zie, hoor en ruik. Ik snap het wel. Asturia is wat dat betreft misschien een tikkeltje saai. Een goede oefening om , zoals dat tegenwoordig trendy heet, in het hier en nu te blijven.
Vandaag , vrijdag 26 juni aangekomen te Ribadeo. De laatste plaats op de noordelijke kustroute voordat deze het binnenland induikt, richting Santiago. De steden waar ik doorkom worden steeds kleiner. Zo had Bilbao, de stad met de twee gezichten, nog een slordige 350.000 inwoners, het chique Santander 180.000 inwoners en het verrassend gemoedelijke Gijon nog 278.000 inwoners. Daarbij valt Ribadeo in het niet met slechts 6600 inwoners. Klein maar fijn zogezegd. De binnenstad verschaft mij toch nog binnen korte tijd dringend noodzakelijke benodigdheden voor onderweg zoals extra zonnebrand van het juiste merk waar ik geen uitslag van krijg. Rubber doppen voor onder de stokken. Deze waren totaal versleten.En ook niet onbelangrijk; een schoenmaker. In het Spaans een zapatero. De laatste 2 a 3 dagen kreeg ik prikkelingen in mijn achillepezen die met rekken alleen maar erger werden. Nu had ik ook sinds een dag of 5 besloten dat ik de afstanden per dag wilde opschroeven omdat de dorpen te klein zijn om een hele middag vrolijk in rond te hangen. Vanochtend, op weg naar Ribadea, zag ik heel toevallig dat de hakken van mijn dure wandelschoenen doorgesleten zijn. Na enigzins rondvragen kwam ik al snel terecht in zijn hakkenbar.
De ingang van het stadje is een 600 meter lange brug, 35 meter boven het water, die tegelijkertijd de scheiding vormt tussen departement Asturia en Galicie. Volgens de gids is Galicie het armste gebied in Spanje en speelt toerisme alleen in de zomer een rol.
Gisteren was ik express in de kustplaats Tapia de Casariego aangekomen om daar de nacht door te brengen en nog te genieten van de kust. Technisch gezien was het een ´kustplaats´, zelfs ´badplaats´ want er was een strand ingericht. ´Toeristische trekpleister in opkomst´ was mijn eerste indruk toen ik na 30 km aankwam en toch wel enigzins teleurgesteld was. De elegantie van populaire badplaatsen mist hier nog, te merken aan feit dat er geen hotels aan zee waren. De kamer in het hotel aan de Camino-route dat ik uiteindelijk betrok, was geheel in originele vroeg jaren-70 stijl. Duitsland is er nog modern bij!
Omdat het siesta-tijd was bij aankomst besloot ik even een koffie te drinken in een lokaal koffiehuis want ik was te laat voor de lunch. Diverse Spaanse heren knopen meteen het gesprek aan en zijn lovend over Amsterdam. Nu maak ik bijna dagelijks mee dat ik steevast bij aankomst word aangesproken door enthousiaste Spanjaarden, wel of niet zelf ook pelgrim, die niet zien dat ik eigenlijk toe ben aan rust na 30 tot 40 km. Zij blijven vermoedelijk op me in praten zodat ik de taal kan leren. Uiteraard binnen de Nederlandse ´personal space´ en vaak eenzijdig ratelend. De handgebaren leiden hun leven vaak vlak voor mijn neus. Al enige tijd probeer ik met dit geheel op de juiste manier om te gaan. Ik schijn nogal open over te komen dus ik vermoed dat het daarmee iets te maken heeft. Beleefd zijn, proberen het spaans te begrijpen en de oppervlakkige vragen proberen te beantwoorden geven mij het gevoel mentaal uitgewrongen te worden temeer omdat ik er vaak zelf niet om gevraagd heb. Het lukt vandaag toch enigzins om de heren enigzins los te schudden door er niet al te veel op in te gaan en door toch in het Engels over te gaan.
Later komt 1 van de heren rustig bij me zitten en hij kan best wat Engels. En ik doe mijn best om tijdens het echte gesprek dat we hebben Spaans te spreken. De man is lovend over het in mijn ogen grauwe Tapia. Hij is praktiserend tuinman maar ook kunstenaar van schilderijen, aanzichten van Tapia. Het is een bereisd man. Hij heeft vrienden in Amsterdam en laat foto´s op zijn mobiele telefoon zien van toen hij op bezoek was. Ook laat hij veel foto´s zien van zijn tour door Australie met een soort tentwagen. Ik vraag me eigenlijk af wat hij nu wil met al die foto´s. De man is de zoon van de vuurtorenwachter hier in Tapia. Een digitale zwartwit foto laat een knappe piepjonge uitgave van de man zien. Ook een foto van hem op een visserboot met de ruwe spattende oceaan op de achtergrond. Hij zegt dat ik vooral overal waar ik ben met de lokale bewoners moet praten omdat ik daar van kan leren. Hij wenst mij een goede camino en neemt afscheid.
Later op de avond loop ik door de haven van Tapia. De huizen zijn rondom de haven tegen de heuvels opgebouwd. Een schildering op een muur van een vissersboot met een net dat door vele handen wordt binnengehaald, een metalen beeld van een drenkeling in zee die reikt naar de boeg van een schip, een muurrelief van een christelijke beschermheilige van de zee. Een haven met historie. Hier komt al die heerlijke vis vandaag al jaren. Als ik de volgende dag vertrek uit Tapia loop ik voor het laatst langs de stijle kliffen van Noord-Spanje en denk aan zijn verhaal. Het graspad leidt strak langs de stenige afgrond met beneden de zee die altijd in beweging is. Een continue suizend geluid. Het water is door de bewolking grijs. Grillige rotsen steken boven het water uit. Steeds in beweging. In de verte de kerktoren van Tapia met de Jezusfiguur op de top, armen in een ontvangende houding richting de zee. De man had gelijk. Tapia en deze kust zijn mooi. Er is hier een tijdloosheid. Hier zijn verhalen ontstaan, zijn mensen vergaan en weerstaan mensen de krachten van de zee. Het is zijn thuis en hij heeft mij als vuurtorenwachterszoon goed ontvangen in zijn stad.
Over een uur haal ik mijn vermaakte wandelschoenen op van de schoenmaker. De man zag er vakkundig uit en ik hoop in mijn eigenbelang dat hij dat ook daadwerkelijk is.